Zoöpharmacognosie
- Historie | Grondlegger van de geneeswijze, sinds wanneer
 - Basisprincipes
 - Waarvoor inzetbaar
 - Beroepsverenigingen
 - Opleidingen
 - Voorbeeld casuïstiek
 - Literatuur
 - Diversen
 
Bart Halkes: testimonial, kritische meelezer.
Https://www.carolineingraham.com
Toegepaste zoöfarmacognosie
Toegepaste zoöfarmacognosie maakt zelfmedicatief gedrag bij gedomesticeerde en in gevangenschap levende dieren mogelijk door plantenextracten aan te bieden die bestanddelen bevatten die vergelijkbaar zijn met de bestanddelen van de planten die al in hun evolutionaire geschiedenis door hun soortgenoten werden ingenomen als zelfmedicatie.
De in gevangenschap levende en gedomesticeerde dieren hebben, in tegenstelling tot hun in het wild levende soortgenoten, niet of zelden de mogelijkheid om op zoek te gaan naar de geneeskrachtige planten die ze nodig hebben om hun gezondheid te behouden en te herstellen.
De bij toegepaste zoöfarmacognosie aangeboden extracten omvatten verschillende essentiële oliën, absolues*, plantenextracten en algen. 
* een absolue is een geurende stof verkregen door extractie uit natuurlijk materiaal
Deze aanpak stelt dieren in staat gebruik te maken van hun aangeboren vermogen om te selecteren wat ze nodig hebben. Behalve de stof zal het dier ook de dosis bepalen door het in te ademen, oraal in te nemen (afhankelijk van de soort) of door de plaatselijke toepassing ervan aan te geven. Naarmate de afwijkende toestand verbetert of verdwijnt, zal het dier de eerder gekozen plantenextracten verminderen of niet meer selecteren.
De sleutel tot het bereiken van werkelijk opmerkelijke resultaten is om de dieren zelf de controle te geven over de keuze van hun geneesmiddel, de dosering en de toepassing. Dieren weten kennelijk precies welk middel en de hoeveel ervan nodig is om zichzelf weer gezond te maken, zelfs voordat de symptomen zich manifesteren.
Er wordt een selectie van geschikte remedies aangeboden, zodat een dier de remedies kan selecteren die het meest geschikt zijn voor zijn fysiologie en toestand. Het is van cruciaal belang dat dieren te allen tijde afstand kunnen nemen van de geneesmiddelen en dat er geen geneeskrachtige planten in het voer worden gestopt om ervoor te zorgen dat ze niet aan een dier worden opgedrongen. Anders kan het gebeuren dat een dier een middel gebruikt dat niet nodig is, of in de verkeerde dosering, of dat het zelfs zijn voer afwijst om het ‘middel’ te vermijden.
De ‘Ingraham Method of Innate Medicine (IMIM)’ vat het hoogtepunt samen van haar uitgebreid observationeel, praktisch en wetenschappelijke onderzoek. De innovatieve aanpak is geworteld in haar nieuw ontwikkelde tak van de dierenethologie, die farmacokinetiek, farmacodynamiek en farmacologie omvat.
IMIM-technieken omvatten een scherpe analyse van lichaamstaal (anders dan klassieke gedragstraining). Het probeert problemen te ontrafelen door verschillende factoren in overweging te nemen, zoals gedragsaanwijzingen die helpen bij het beoordelen welke oliën of remedies het eerst moeten worden aangeboden. Het dier zal remedies selecteren in een dosis die past bij de soort, het ras, de ernst van de aandoening, hun metabolisme en individuele genexpressie. IMIM promoot een vorm van geïndividualiseerde geneeskunde, afgestemd op de unieke kenmerken van elk dier.